Taaldenken

Hoe herken ik een werkwoord?

Werkwoorden zeggen wat iemand doet.

    Bv. fietsen, lopen, koken, dansen ...

Werkwoorden zeggen wat er gebeurt.

    Bv. sneeuwen, waaien, hagelen, regenen ...

Werkwoorden zeggen wat iemand is of wordt.

    Bv. zijn, worden, lijken, blijven ...

Werkwoorden kunnen veranderen in de zin. Ze geven aan of iets nu gebeurt of vroeger gebeurde.

    Bv. Ik loop naar school. Ik liep naar school.

In een zin kunnen meerdere werkwoorden staan.

    Bv. De jongen heeft zijn boek vergeten.

Wat is een persoonsvorm?

De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die bij het onderwerp past.

Dat onderwerp kan een persoon, dier, plant of voorwerp zijn.

De persoonsvorm staat meestal in de buurt van het onderwerp.

    Bv. Ik sta, de leeuw staat, de huizen staan ...

Hoe vind ik de persoonsvorm?

Je vindt de persoonsvorm door een ja-neevraag te stellen.

De persoonsvorm komt vooraan te staan.

    Bv. Opa houdt van snorkelen. Houdt opa van snorkelen?

Gevonden? Onderstreep dan steeds de persoonsvorm!

Welke vorm van de persoonsvorm moet ik gebruiken: enkelvoud of meervoud?

Dat kun je zien aan het onderwerp.

Het onderwerp en persoonsvorm komen altijd overeen.

Als het onderwerp enkelvoud is, dan staat de persoonsvorm ook in het enkelvoud.

   Bv. de aap loopt, ik lach, papa slaapt ...

Als het onderwerp meervoud is, dan staat de persoonsvorm ook in het meervoud.

   Bv. de apen lopen, wij lachen, peuters slapen ...

Wat is de tijd van een werkwoord?

Dat zie je aan de persoonsvorm.

Heeft de spreker het over de tegenwoordige tijd (nu) of over de verleden tijd (vroeger)?

Tegenwoordige tijd Verleden tijd

Het regent. Gisteren regende het ook.

Dat is niet zo erg. Dat was wel erg.

Ik kan nu toch niet buiten. Ik kon geen fietstocht maken.

De tegenwoordige tijd bestaat uit de Sommige werkwoorden Sommige werkwoorden

stam + uitgang: veranderen van klank. krijgen een uitgang-te(n)/-de(n)

ik help wij zochten wij werkten

jij helpt wij hielpen wij speelden

zij helpt

jullie helpen

wij helpen

zij helpen

Welke werkwoorden veranderen van klank? Welke niet?

De meeste werkwoorden krijgen in de verleden tijd -de(n) of -te(n) bij de stam.(zonder klankverandering)

    Bv. speel – speelde, werk – werkte, hoor – hoorde ...

Sommige werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.(met klankverandering)

    Bv. geef – gaf, drink – dronk, loop – liep ...

Hoe weet ik of een werkwoord wel of niet van klank verandert?

Daar bestaat jammer genoeg geen trucje voor.

Of toch: veel luisteren en lezen.

Je kunt ook een lijstje aanleggen van werkwoorden die van klank veranderen.

Wat is een lidwoord?

Dat is gemakkelijk! Er zijn maar drie lidwoorden: de, het en een.

Lidwoorden staan altijd bij een zelfstandig naamwoord: de grap, het bezoek, een plons.

Het lidwoord een kun je bij alle zelfstandige naamwoorden gebruiken.

Dat lukt niet altijd voor het en de. In een woordenboek vind je het juiste lidwoord!

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft hoe iets of iemand is. Reclamemakers zijn dol op bijvoeglijke naamwoorden, want zij willen graag vertellen hoe hun product is.

de beste en de lekkerste chocolade, nieuwe collectie, verschillende kleuren, vloeibaar wasmiddel met zachte frisheid, …

Waar vind ik een bijvoeglijk naamwoord?

Meestal staat een bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord.

Het past zich aan dit zelfstandig naamwoord aan.

    Bv. een nieuw bankstel, een nieuwe iPad, een groot geluk, een kleine deugniet ...

Soms staat het bijvoeglijk naamwoord ook los.

Dan zegt het hoe het onderwerp is.

   Bv. Vandaag ben ik zo vrolijk.

Wat zijn trappen van vergelijking?

Leuk is een bijvoeglijk naamwoord. Maar sommige dingen zijn leuker dan leuk.

Om dat uit te drukken, gebruiken we de trappen van vergelijking.

    Bv. Dit is een leuke mop.

Ik ken een mop die nog leuker is.

Dit is echt de leukste mop ooit!

Hier zijn nog enkele voorbeelden:

    Bv. Mooi, mooier, mooist

Duur, duurder, duurst

Gek, gekker , gekst

Meest, meer, veel

Graag, liever, liefst

Goed, beter, best

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een naam geven aan personen, dingen, planten en dieren:

- personen : papa, directeur, Carlos, juf, Anna ...

- dingen: kast, lijm, deur, schaar ...

- planten: cactus, eik, roos ...

- dieren: hond, schaap, dinosaurus ..

Bestaan er mannelijke en vrouwelijke woorden?

Ja hoor! Er bestaan zelfs ook onzijdige woorden.

Het genus van het zelfstandig naamwoord bepaalt hoe je naar dat woord moet verwijzen.

Hij of zij?

   Bv. De voetballer is moe. Hij is moe? / Zij is moe?

Zijn of haar?

   Bv. De klauwen van die leeuw zijn scherp. Zijn klauwen? / Haar klauwen?

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig

De computer is versleten. De peer is lekker. Het schaap staat in de stal.

Hij werkt erg traag. Ze is lekker sappig. Het heeft honger.

Zijn geheugen zit vol. Haar schil is mooi groen. Zijn voederbak is leeg.

Wat is een verkleinwoord?

Verkleinwoorden gebruik je om:- iets kleins aan te duiden.

Bv. Ik heb een broertje.

- iets liefs aan te duiden.

Bv. Wat ben jij toch een schatje!

- iets onbelangrijks aan te duiden.

Bv. Het was maar een ongelukje!

Wat is een eigennaam?

Hoe heet jij? We hebben allemaal een eigen naam. Die schrijven we met een hoofdletter.

Ook dieren, dingen of plaatsen hebben soms een eigen naam. Die eigennamen schrijven we ook met een hoofdletter.

   Bv. Mijn hond heet Bas.

Die mannetjes zijn van Playmobil.

Ik woon in de stad Brussel.

Eigennamen zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Wat is een samenstelling?

We bedenken niet voor elk nieuw ding een nieuw woord. Soms plakken we twee of meer bestaande woorden aan elkaar. Zo krijgen we een nieuw woord. We noemen zo'n woord een samenstelling.

   Bv. voetbal, handdoek, politiekantoor ...

Samenstellingen kunnen uit meerdere woorden bestaan.

   Bv. hottentottententententoonstellingen ...

Samenstellingen schrijven we meestal aan elkaar, tenzij ze aan elkaar moeilijk te lezen zijn.

   Bv. na-apen, zo-even ...

Wat is een afleiding?

Sommige woorden bestaan uit een woord waaraan een klein stukje is toegevoegd. Ze zijn afgeleid van een bestaand woord.

Bv. Ik heb honger, dus ik ben hongerig.

Soms staat het toegevoegde stukje vooraan. Dat noemen we een voorvoegsel.

Veel voorkomende voorvoegsels zijn:

be- (belonen)

on- (onbeleefd)

ver- (verkopen)

ge- (geloven)

her- (herbeginnen)

oer- (oerstom)

hyper- (hypernerveus)

aarts- (aartsmoeilijk)

ont- (ontdekken

Soms staat het toegevoegde stukje achteraan. Dat noemen we een achtervoegsel.

Veel voorkomende achtervoegsels zijn:

-je (kindje)

-er (langer)

-ster (loopster)

-achtig (kinderachtig)

-heid (eerlijkheid)

-ig (zielig)

Soms heb je een voor- en achtervoegsel: onbruikbaar

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin